Rasbeschrijving van de Oost Europese Herdershond (VEO)

 

In 1955 werd de eerste standaard opgesteld en goedgekeurd.
In 2002 heeft de Russische Kynologische Federatie (RKF) de rasstandaard voor de “Oost-Europese Herder” aangenomen.

ALGEMEEN BEELD:

De Oost-Europese Herder (VEO) is een stevig gebouwde, sterke hond, bovengemiddeld groot en met gestrekte lichaamsverhouding, krachtig maar geen grof botwerk en goed ontwikkelde sterke spieren.
Het geslachtstype is duidelijk zichtbaar: reuen zijn groter en zwaarder dan teven.

 

BELANGRIJKE VERHOUDINGEN:
• Lengte van het lichaam is 10-17% meer dan de schofthoogte.
• Lengte van het hoofd is ongeveer 40% van de schofthoogte.
• Hoogte van de elleboog is ongeveer gelijk aan de helft van de schofthoogte.

GEDRAG/TEMPERAMENT: De Oost-Europese Herder is evenwichtig, zelfverzekerd, attent, gemakkelijk te trainen, een betrouwbaar metgezel en beschermer.

HOOFD:

Wigvormig, bij het lichaam passend, (de lengte is ongeveer 40% van de schofthoogte), volumineus, maar niet grof.
Schedel: Vlak, tamelijk breed tussen de oren en matig diep. Het voorhoofd is bijna vlak, met of zonder lichte middengroef. Wenkbrauwbogen zijn matig ontwikkeld. De boven belijning van de schedel en de voorsnuit zijn parallel. De achterhoofdsknobbel is matig ontwikkeld.
Stop: Middellang, matig uitgesproken.
Neus: Groot en zwart.
Voorsnuit: Licht stompe wigvorm, lengte ongeveer gelijk aan de lengte van de schedel, geleidelijk toelopend richting neus. De neusrug is recht.
Lippen: Strak aansluitend, zwart. Pigment van het tandvlees is donker.
Kaken/Gebit: Boven- en onderkaak goed ontwikkeld, krachtig en sterk. Schaargebit. Compleet (42 tanden), met grote witte elementen. Strak tegen elkaar geplaatst. 
Wangen: Niet uitgesproken, enigszins gerond.
Ogen: Middelgroot, ovaal van vorm, vrij breed uit elkaar en matig schuin geplaatst, met zwarte strak aansluitende oogleden. Donkerbruin van kleur, zo donker mogelijk.
Oren: Middelgroot of iets groter, hebben de vorm van een gelijkbenige driehoek, rechtopstaand, vrij breed uit elkaar, licht afgeronde punten. In rust worden de oren enigszins zijwaarts gedragen; bij attentie verticaal en evenwijdig van elkaar met stijf naar boven gerichte punten.

 

HALS:

De hals is droog, goed gespierd en iets verbredend richting de schouders, ongeveer even lang als het hoofd en vormt een hoek van 40-45° ten opzichte van de rug (horizontale lijn).

 

LICHAAM:

Solide lichaam, goed geproportioneerd, gesterkte lichaamsbouw. 
Schoft: Lang en goed uitgesproken. Schofthoogte overschrijdt iets de hoogte van het kruis.
Rug: Sterk, lang, breed, recht, horizontaal of licht aflopend richting croupe.
Lendenen: Kort, breed, stevig en goed gespierd.
Croupe: Breed, lang, gerond en gespierd, licht hellend. 
Borst: Diep, lang, breed, ovaal in doorsnede met goed geronde ribben, tot de ellebogen reikend. 
Onderbelijning en buik: Matig opgetrokken.

 

STAART:

Sabelvormig, in het verlengde van de croupe, tot de hak reikend of iets hieronder, in rust laag gedragen; bij opwinding komt 1/3 van de staart in het verlengde van de bovenbelijning (maar niet hier boven), de rest buigt geleidelijk iets opwaarts. Gelijkmatig bedekt met dik haar.

 

LEDEMATEN:
VOORHAND:

Recht en evenwijdig. Hoogte elleboog is gelijk of iets meer dan de schofthoogte.
Schouders: Gemiddelde lengte, strak aansluitend en goed schuin geplaatst – onder een hoek van 45° ten opzichte van het horizontaal.
Opperarm: Middellang, schuin geplaatst, vormt een hoek met de schouder van ongeveer 100°. De bespiering is goed ontwikkeld. 
Bovenarm: Recht en evenwijdig aan elkaar. 
Ellebogen: Goed naar achteren gericht, niet in- noch uitdraaiend.
Polsen: Lang, sterk, veerkrachtig, iets hellend van opzij gezien.

 

ACHTERHAND:

Vanaf de zijkant gezien gematigd naar achteren geplaatst, van achter gezien vrij breed en parallel.
Boven- en onderdij: Matig lang, breed en goed gespierd. 
Knie: Uitgesproken hoeking. 
Hakgewricht: Krachtig gevormd, droog met uitgesproken hoekingen.
Hakken: Sterk, verticaal geplaatst. Hubertusklauwen moeten worden verwijderd.
Voeten: Ovale vorm, goed gewelfde en gesloten tenen, stevige harde voetzolen donker van kleur met donkere nagels.

 

GANGEN:

Vrije soepele draf, goed in balans met uitgrijpende pas. De VEO is geen lage draver. Beweegt met
goede stuwing vanuit de achterhand en goed uitgrijpend in front. Van voor en achter gezien bewegen bij rustige
draf de benen evenwijdig, bij toenemende snelheid neemt de neiging tot eensporigheid toe. De gewrichten van de
voor- en achterbenen zijn soepel, sterk en buigzaam; rug en lendenen licht veerkrachtig.

 

HAAR:

Dubbele vacht. De bovenvacht is dik, voelt hard aan, recht, middellang, goed aansluitend; goed
ontwikkelde ondervacht, dicht en zacht, meestal lichter van kleur. Beharing op het hoofd, inclusief binnenkant van
de oren, op de voorkant van de benen en voeten – kort, op de hals iets langer en voller. Aan de achterkant van de
dijen is de vacht iets langer en vormt een matige broek.

KLEUR:
• Zwart-grijs en zwart-geel met aftekeningen van verschillende intensiteit; “Cheprak”
• Zwart met lichtgrijze of tan-aftekeningen boven de ogen, op de wangen, borst, voor- en achterbenen of alleen de tenen en rond de anus.
• Zwart – Geheel zwart, kleine witte aftekeningen op de borst toegestaan maar niet wenselijk. 
• Sable-grijs (grauw grijs), sable-rood (grauw geel) – met een donker masker van verschillende intensiteiten. 
• Kleuren met intens rode aftekeningen zijn toegestaan maar niet wenselijk.

 

GROOTTE:
Gewenste schofthoogte: Reuen 67 – 72 cm, voor teven 62 – 67 cm.

 

FOUTEN:

Elk afwijking van de voorgaande punten moeten als fout worden beschouwd.

De zwaarte ervan moet in verhouding staan tot de ernst en effect op de gezondheid, welzijn en het vermogen zijn oorspronkelijke werk uit te voeren.
• Gebrek aan geslachtstype
• Te licht, te grof of los in bouw met zwakke bespiering
• Vierkant of te gestrekte lichaamsverhouding
• Schofthoogte meer dan 2 centimeter boven of onder de gewenste maat
• Onzeker gedrag
• Atypische expressie
• Ogen rond, uitpuilend, zeer lichte ogen
• Ontbreken van eerste premolaren (2P1)
• Zwakke (slappe) oren, zijwaarts gedragen oren
• Staart gekruld, sikkelvormig, kurkentrekker of over de rug gedragen
• Zwakke gewrichten, misvormde ledematen, gangwerk niet in balans, telgang
• Benen niet evenwijdig, onvoldoende of overdreven diepe hoekingen
• Gedeeltelijke depigmentatie van de neus

DISKWALIFICERENDE FOUTEN:
• Agressief of schuw
• Gebrek aan rastype
• Elke afwijking van de volledige tandformule niet aangegeven bij de fouten
• Elke afwijking van het schaargebit, scheve kaken
• Entropion, ectropion
• Hangoren
• Afwijkende kleur
• Volledige depigmentatie van de neus
• Verschillend gekleurde ogen, cataract, wal-ogen (blauw oog)
• Albinisme
• Te korte staart, kortstaart
• Cryptorchisme, monorchisme
• Wevende, kruisende of rollende gangen, of een voor het ras atypische “lage draf”
• Vacht gekruld, te lang, te kort, gebrek aan ondervacht
• Elke hond met duidelijk zichtbare lichamelijke- of gedragsabnormaliteiten
N.B.:
• Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde volledig ingedaalde testikels hebben in het scrotum.
• Alleen functioneel en klinisch gezonde honden, met rastypisch uiterlijk moeten worden gebruikt voor de fokkerij.